Waggelend door de woestijn
Door de Indiase Tharwoestijn
De zon brandt. Op de rug van een dromedaris volg ik het spoor van twee Indiërs over een schieroneindige zandvlakte. Welkom in de Tharwoestijn, ook wel Grote Indiase Woestijn genoemd.
Stapvoets neemt eenbultige kameel Mellah me mee de Tharwoestijn in, om er op zoek te gaan naar leven in de droogte. Op een dromedaris voor mij zitten de 13-jarige Jerad met zijn oom Dadiya, beiden geboren in de Grote Indiase Woestijn. Het rimpelige gezicht van de oudere man wordt gesierd door zijn witte tulband en baard. Wanneer hij zich omdraait om me iets te vertellen, kijkt hij me uiterst serieus en indringend aan: “Het ziet er niet goed uit. We moeten opschieten.” Daarbij doelt hij, zo gok ik, op de opzettende zandstorm en wolken die de zon verdreven hebben.
Waar we heengaan en hoe we, zittend op een dromedaris, kunnen opschieten – het is mij een raadsel. Vanaf de rug van mijn lastdier, zo’n drie meter boven de grond, kijk ik uit over het struikgewas en de eenzame bomen die de vlakte begroeien. Deze woestijn mag dan een van ‘s werelds droogste plekken zijn, er is hier meer te zien dan slechts zandkorrels. Aan die paar druppen regen per jaar hebben struiken hier schijnbaar genoeg.
Zo nu en dan wint het zand het van de begroeiing en hebben zandverstuivingen gezorgd voor een heuvellandschap waar het zand zó fijn gegolfd is, dat het lijkt alsof het met de hand is aangeharkt. Magisch.
En in dat mulle zand zetten de dromedarissen de sporen van onze karavaan. Eenzaam is het spoor niet; soms snelt een woestijnvos weg of zien we een kudde antilopen wegspringen. Hoe extreem de woestijn ook is, het is geen onherbergzame plek.
De man met het getekende gezicht draait zich om en zegt trots: “Welkom!”
Na een uur of twee al hobbelend geluisterd te hebben naar de liederen van de twee mannen, zie ik een handvol hutten staan in een vallei. Rond zijn ze, van modder en met een trechtervormig dak van takken. De man met het getekende gezicht draait zich weer om en zegt trots: “Hier wonen we. Welkom!” Hoe dichterbij we komen, hoe meer beesten ik rondom de drie hutten zie. Minstens honderd geiten, schapen, kippen, koeien, kippen, honden en eenbultige kamelen lopen er vrij rond. En allen laten hun keutels net daar waar het ze uitkomt.
Drie vrouwen, gekleed in rode gewaden en met een gouden ring door hun neusvleugels, weten niet hoe snel ze de hutten in moeten zodra ze ons zien. Jerad neemt me mee naar binnen. Daar, op de grond, zit zijn oudere zus naast een houtvuur dat zorgt voor het enige licht. Op een schaal voor haar ligt een voorraad kamelenpoep waarmee ze dat vuur opstookt. Aan de muur achter haar hangt een plankje, met daarop wat potjes met specerijen. Jerads zus vermijdt elk oogcontact en is druk in de weer met deeg en rijst. Terwijl ze de ene na de andere zwartgeblakerde pan op het vuur zet, zet de wind verder op.
Flinke windstoten blazen door de uitsparingen in de muur, waardoor rook, wind en zand door de hut gieren. Stofdeeltjes die aan de binnenkant van het takkendak hingen, vliegen plots als een sneeuwvlokken door de keuken. Hoewel we midden in het droge seizoen zitten, hoor ik gedonder in de verte. De geiten mekkeren, dringen de hut binnen en trappen daarbij van alles omver. Binnen een mum van tijd regent het binnen bijna zo hard als buiten.
Zo snel als de onweersbui kwam, waait hij verder. Alsof er niets gebeurd is, eten we later bij een ondergaande zon de roti met rijst en groente. De keur aan specerijen en kruiden geven de groentesmoor een ongekend rijke smaak. Zodra de zon verdwijnt achter de zandheuvels, is het snel donker. Van elektriciteit of een zaklamp hebben deze mensen niet gehoord. “Wij slapen altijd buiten,“ vertelt Dadiya wanneer ik ietwat verbaasd toekijk hoe hij wat dekens op een betonblok naast een hut legt. Een metalen bedframe, met fietsbanden als lattenbodem, is mijn slaapplek. En daar lig ik dan, tussen twee herkauwende dromedarissen, ergens in een Indiase woestijn.
Sterren staan nog aan de hemel als de hanen beginnen te kraaien. Slechts minuten later melken de vrouwen de geiten en voeren de mannen hun woestijnschepen. Na een ontbijt van mierzoete melkthee en wat bananen, bestijgen we onze lastdieren weer. Dat gaat trouwens heel makkelijk: de beesten zitten op hun poten, waardoor het zadel lager komt dan dat van een fiets. Zit je eenmaal op het zadel, dan staan ze pas op. Maar omdat de beesten eerst hun achterpoten strekken, gaat dat wel een sierlijke zwaai.
.
We sjokken door talloze heuvels. Het leven gaat hier in het tempo waarin onze reisgenoot zijn ene poot voor de andere zet. We passeren stilstaande zeeën van zand, waar korrels, met miljoenen tegelijk, door de wind over rimpels worden geblazen. Het is slechts die wind langs mijn oren dat ik hoor. Want op wat ontsnappende maaggassen van mijn dromedaris na, is het hier stil. Nooit had ik durven hopen dat ook dit India is.
Hij maakt de drank waar elke Indiër warm voor loopt: massala chai, ofwel kruidige melkthee.
En een dorp of stad heeft hij nooit gezien, laat staan elektronica als een laptop of videocamera. Maar met de kennis die hij nu opdoet van zijn ervaren oom, zou hij overleven in deze zandtuin – en ik niet. Kennis is hier maar relatief.
Heel wat zandheuvels en zandverstuivingen verder, nog altijd in niemandsland, zakt de zon langzaam weg. En dus koken we, net zoals tijdens de lunch, op een houtvuur de kruidenthee, een linzencurry en roti.
Honderden sterren nemen de hemel over
Wanneer de borden en pannen met zand schoongeschuurd zijn, kijken we vanaf de hoogste heuvel toe hoe de zon verdwijnt en voelen we hoe daarmee de warmte vervliegt. Honderden sterren nemen de hemel over. Liggend op een matrasje is het dan plots heel stil. Slechts een krekeltje, even verderop, slaat zo nu en dan aan. En dus hoor ik niets dan mijn eigen ademhaling en hartslag.
De volgende namiddag schittert er, als een fata morgana, een heuvel aan de horizon. Maar hoe dichterbij we komen, hoe duidelijker de torens van het fort van Jaisalmer zich aftekenen tegen de lucht. De eenbulters en de Tharwoestijn ruilen we in voor een stokoude stad, die als een oase in de woestijn ligt. Smalle straten, waarop groentes en kleding uitgestald liggen, brengen me naar de ingang van het fort dat hier al bijna 900 jaar op de heuvel rust.
Tijdens het laatste uur zonlicht wandel ik door de omsloten stad. Koeien en kalveren struinen er nonchalant door de stegen. Traditionele koopmanshuizen, haveli’s, hebben rijkelijk versierde gevel. Hun sierranden en in zandsteen uitgehouden versiersels, doen me stilstaan. Zittend in de deuropeningen van hun huizen en gekleed in de kleurigste sari’s, houden de vrouwen de straatjes in de gaten. Tegen de schemering zit ik op het dakterras van een pension. De avond valt over India. De stenen van Jaisalmer kleuren langzaam goudkleurig bij een zon die wegzakt in de woestijn.
Alsof het mijn karma is, passeer ik later een uithangbord waarop “ayurvedic massages” staat. Een jongeman met snor brengt me naar een kamertje met laag plafond, waaraan een peertje hangt. Langs de muur, onder een rek met flesjes, staat een massagetafel met daarop een handdoek die al heel wat ayurveda gezien heeft. De man mengt oliën uit meerdere flesjes in een schaaltje, waarbij hij met zijn hoofd rolt en al glimlachend “Ayurveda!” roept. Een geur van jasmijn en sesam vult de ruimte wanneer hij mijn rugwervels weer op de juiste plek masseert. Mijn lichaam wordt stevig ingebalsemd, zodat mijn benen tintelen en mijn rug kraakt. Zeker niet verfijnd, maar na dagenlang gehobbeld te hebben, voel ik me herboren.
Zelf de woestijn in?
Een woestijnsafari regel je in Jaisalmer, voor zo’n € 30,- per persoon per dag, inclusief eten en drinken. Wij reserveerden online via Sahara Travels en overnachtten in de openlucht. Een verblijf in een tentenkamp met toiletten is ook mogelijk. Omdat sommige reisorganisaties werken met minderjarige gidsen, moet je je er tijdens het boeken van verzekeren dat je een volwassen én ervaren gids krijgt.
Ernaartoe
Vanaf Amsterdam vlieg je, met overstap in Delhi of Mumbai, naar Jodhpur (€ 500,- all-in, retour). Vanaf daar is het nog 300km per trein, bus of taxi naar Jaisalmer.
Beste reistijd
De temperatuur is het aangenaamst tussen oktober en maart.
Voorbereiding
Bezoek ruim voor vertrek een reisdokter en vraag weken van tevoren in persoon of online een visum aan, de Indiase bureaucratie neemt uitzonderlijk veel tijd in beslag. Zowel de Nederlandstalige ‘Rough Guide India’ (ISBN: 9789047518860) als de ‘Dominicus India’ (ISBN: 9789025750282) bevatten praktische informatie over Jaisalmer en dromedaristochten door de Tharwoestijn.