Zeilen naar de whisky op de Hebriden
Het Water des Levens
Zeilen langs de ruige Schotse eilanden en de mysterieuze kust van Noord-Ierland, gecombineerd met een ontdekkingstocht langs de geheimen van de Ierse en Schotse whisky’s. De barkentijn Thalassa biedt zeilende whiskyliefhebbers de reis van hun leven. ‘Doe mij maar een 21 jaar oude Bruichladdich.’
Dit is het meest zuidelijke eiland van de binnen-Hebriden, de Schotse eilandengroep tussen Schotland en Ierland.
De bijnaam van Islay luidt Banrìgh nan Eilean, “Koningin van de Hebriden”. Het doet die naam eer aan. Weelderig groen zijn de met turf beplakte heuvels van dit, qua grootte, vijfde eiland van Schotland en het zesde in de Britse wateren. De drieduizend inwoners scharrelen hun kostje bij elkaar in whiskydistilleerderijen of dankzij toeristen die hier whisky komen proeven of vogels begluren, zoals de zeldzame alpenkraai of de blauwe kiekendief.
De Gaelic naam van Islay luidt Banrìgh nan Eilean: “Koningin van de Hebriden”
Het klimaat op het bijna 620 vierkante kilometer grote eiland is zacht dankzij de golfstroom. Sneeuw laat zich er niet zien, en vrieskou komt bijna niet voor. Een paradijsje zou je denken. Toch zijn de winters er geen pretje wanneer brute stormen, aangezwengeld door de Atlantische Oceaan, met orkaankracht het eiland murw beuken. In The Ardview Inn, in de haven van Port Ellen, is ’s winters het gesprek van de dag of de veerdienst naar het Schotse vasteland uit kan varen of niet.
Overigens is die brute kracht van de Atlantische winden tevens de reden dat hier voor de kust van Islay, vlak bij Portnahaven, ’s werelds eerste commerciële golfkrachtcentrale is gebouwd. The Islay LIMPET, zoals de generator heet, zorgt voor een halve megawatt aan stroom voor het eiland.
Met z’n zestien zeilen, samen goed voor ruim achthonderd vierkante meter zeiloppervlak, is de barkentijn Thalassa een imposante verschijning. Kapitein Jabob is trots op het schip: ‘Wanneer we meedoen met wedstrijden probeer ik altijd het meeste uit de Thalassa te halen. Ik weet dat ik vaak niet kan winnen, maar een vijfde plaats moet haalbaar zijn. Daar ga ik dan ook voor. Onder ideale omstandigheden kan het schip een snelheid van dertien knopen bereiken. Niet slecht voor een omgebouwde viskotter.’
Viskotter? Jacob lacht: ‘Ja, dat was het oorspronkelijke doel dat de bouwers van het casco voor ogen hadden. In 1980 ging het schip te water. Dankzij zijn slanke lijn en gestroomlijnde romp bleek het schip steeds als eerste op de visgronden aan te komen.’
“Dankzij zijn slanke lijn en gestroomlijnde romp bleek het schip steeds als eerste op de visgronden aan te komen”
Die mooie lijn maakt haar nu juist ook geschikt als zeilschip. Als viskotter heeft hij het vier jaar uitgehouden. Toen voer Thalassa, waarschijnlijk uit frustratie, op een wrak en zonk. Eenmaal geborgen hebben de eigenaren Arnold Hylkema en Jacob Jan Dam hem in 1994 omgebouwd tot tallship.
De naam Thalassa kan met het achtergrondverhaal over de oorsprong van het schip dan ook niet toepasselijker zijn. Thalassa was een van de Griekse oergoden, bekend als ‘de vismoeder’, oftewel de moeder van al het leven in de zeeën. Thalassa wordt soms ook genoemd als de moeder van Aphrodite, de godin van de liefde, geboren uit het schuim van de zee. Viskotter van oorsprong of niet. De Thalassa is een juweel van een schip.
Toen we aan boord kwamen van dit unieke zeilschip, een barkentijn voor kenners, wist ik niks van zeilen. Nu, op de derde dag begint het langzaam te dagen. Op commando van Jacob zetten de bemanningsleden de zeilen op. Matroos Alex roept: “Wil je meehelpen met het stagfok en de kluiver?” Ik weet nauwelijks waar de fok ik ben, maar volg hem naar de boegspriet. Balancerend in het net, boven vrouwe Thalassa, het boegbeeld, maken we de zeilen los terwijl ik door het net heen de golven onder me door zie gaan. Zeilen hijsen is zwaar werk, de touwen zijn een duim dik en om het zware canvas omhoog te trekken hebben we drie man nodig. Alex, doet dit al een hele tijd en staat moeiteloos zijn mannetje. Sam klimt naar het hoogste ra en doet het betere trapeze werk terwijl wij de mars- en bramzeilen opzetten. Één mast staat, nog twee te gaan. Een half uur later staan alle zestien zeilen op en klieven we met twaalf knopen recht door zee. De wind trekt aan en het dek staat schuin. Sam komt naar beneden met een grote grijns op zijn gezicht, hij is een wedstrijdzeiler in hart en nieren en zolang we zeilen is hij blij. Mijn armen voelen als lood en de biceps branden na deze ochtendgymnastiek, maar het is de prijs die je betaald voor het echte avontuur. Overigens kan de bemanning het best zelf af, maar als ik op een zeilreis ben moet ik ook meedoen.
De Corryvreckan whirlpool staat bekend als de Schotse Bermuda driehoek. Vele schepen vergingen hier en werden nooit meer gevonden
Fotograaf Frits wil ons de loef afsteken en klimt samen met Sam de mast in. Sam gaat de zeilen losmaken en Frits laat die kans niet ontglippen om vanuit het topje naar beneden te fotograferen. De touwladder wordt steeds smaller naarmate hij hoger komt en ook de bewegingen van het schip zijn daar meer te voelen. Wat beneden een lichte deining is, zwiept op grote hoogte van links naar rechts… of beter gezegd van bakboord naar stuurboord. Vanaf de hoogste ra ziet hij plotseling een enorme draaikolk Opdoemen. Snel haast hij zich naar beneden. En net op tijd want we zijn in de ‘Corryvreckan whirlpool’ beland, beter bekend als de de Schotse variant van de Bermuda driehoek. Vele schepen vergingen hier om en werden nooit meer gevonden. Tijdens de getijdewisseling moet hier een enorme massa water door de smalle doorgang tussen de eilanden geperst worden. Onder bescherming van vrouwe Thalassa navigeert het schip, als een dolle stier, door het wilde water van de whirlpool.
Met ons komt ook een voorraad Schotse juwelen aan boord; single malt whisky’s. Ah, whisky. Naast zeilen het doel van deze reis. We zijn tenslotte in het epicentrum van wat ook wel de “zilte whisky” wordt genoemd. Iedere dag meert de Thalassa aan in de buurt van een distilleerderij, krijgen we uitleg over de whisky en, last but not least, mogen we de whisky’s proeven. De reis is dan ook een snoepje voor wie niet alleen van zeilen houdt, maar tevens kan genieten van een mooi glas whisky.
We zijn op de Hebriden in het epicentrum van wat ook wel de “zilte whisky” wordt genoemd
Illegale stokerijen waren in deze contreien schering en inslag. Niet zo gek, want er werd een idioot hoge belasting op sterke drank geheven. Excisemen, de belastinginspecteurs, en illegale stokers speelden een haast romatisch kat-en-muis-spelletje met een bloedserieuze ondertoon. Tot in 1823 koning George IV Edinburgh bezocht en in de ban raakte van de smaak van dat rare alcoholische drankje genaamd usquebaugh; Gaelic voor levenswater. Fonetisch werd dat usky wat weer verbasterd werd tot whisky. King George vond deze whisky zo lekker dat hij prompt de belasting op de drank halveerde, waardoor veel illegale stokerijen onder hun steen vandaan kropen en vergunningen aanvroegen: het begin van de bloei van de beroemde Schotse whisky’s.
Om whisky te maken heb je een aantal basisingrediënten nodig. Ten eerste een graan waar zetmeel in kan ontstaan. De meeste Schotse whisky’s gebruiken gerst. De gerst wordt eerst gemout. Dat wil zeggen dat men in grote open ruimtes een laag gerst neerlegt van ongeveer tien centimeter dik. Die laag wordt vochtig gemaakt zodat het graan gaat ontkiemen, waardoor de hoeveelheid zetmeel in de korrels omhoog gaat. Om het ontkiemen te stoppen wordt de mout boven grote vuren gedroogd; het zogenaamde “eesten”.
De brandstof waarmee de mout gedroogd wordt, is vrij bepalend voor de smaak. Van oudsher gebruikten de distilleerders brandstof die ruim voorhanden was in de omgeving. Een bosrijke omgeving? Dan gebruikte men hout. Was er een kolenmijn in de buurt? Dan gebruikte men kolen. Zat er turf in de grond? Dan ging dat in vlammen op.
Te vrekkig om nieuwe vaten te kopen, kochten de Schotten tweedehands vaten waarin sherry of port was vervoerd
Ook belangrijk was de aanwezigheid van een niet-aflatende bron van zuiver water. Vandaar dat de meeste distilleerderijen een bron of rivier in de buurt hebben. Het water gaat samen met de gemalen mout in vaten, waardoor de zetmeel omgezet wordt in suiker. Gist zorgt ervoor dat die suikers weer omgezet worden in alcohol. De nu ontstane brei heet “wort”. Wort is eigenlijk een soort grof oerbier, met een alcoholpercentage van vijf tot zeven.
Nu begint het distilleren. Hierbij wordt de wort in een koperen potketel of roestvrijstalen kolomketel verhit tot boven het kookpunt van alcohol. De verdampte alcohol wordt opgevangen en toegevoegd aan een nieuwe hoeveelheid wort, waardoor deze een steeds hoger alcoholpercentage krijgt. Het distillaat dat uiteindelijk ontstaat, heet new spirit; een zwaar alcoholisch goedje van ongeveer 65 procent.
Die new spirit heeft weinig van doen met de bekende, zachte whisky. De specifieke smaak ontstaat tijdens het rijpen van de whisky op eikenhouten vaten. Het verhaal doet de ronde dat de gierigheid van de Schotten ervoor heeft gezorgd dat er überhaupt whisky bestaat zoals wij die kennen. Te vrekkig om nieuwe vaten te kopen, kochten de Schotten tweedehands vaten waarin sherry of port was vervoerd.
Het hout en de drank die voor de new spirit in het vat zaten, zijn van enorm belang voor de smaak en de kleur van de uiteindelijke whisky. Een vat waarin voorheen een donkere, zoete sherry als oloroso zat, zal een heel andere whisky geven dan een vat voor fino, een droge en lichte sherry. Eigenlijk is ieder vat anders. Het is de kunst van de distilleerderij om van al die verschillende smaken één consistente single malt te maken.
De minimale rijpingstijd van het alcoholische goedje, voor dit zichzelf een “whisky” mag noemen, is drie jaar en één dag. Veel whiskysoorten worden echter veel langer opgeslagen in de houten vaten. Het rijpingsproces van whisky stopt pas wanneer het in flessen wordt gedaan.
Islay heeft de meeste distilleerderijen van de Schotse eilanden: negen maar liefst. Ardbeg, Laphroaig en Lagavullin zijn drie bekende distilleerderijen aan de zuidkant van het eiland. Ze staan erom bekend dat ze een sterke, rokerige en turfachtige smaak hebben. Die rokerige smaak is afkomstig van de rook van het turfvuur waarboven de mout gedroogd wordt. Sommigen noemen Islay whisky’s ook wel medicinaal van smaak, omdat de turfrook een haast jodiumachtige geur achterlaat.
In het noorden van Islay liggen ondermeer Caol Ila, Bowmore, Bruichladdich en Bunnahabhain. Deze whisky’s zijn wat minder uitgesproken rokerig. De nabijheid van de zee was in vroeger tijden uiteraard perfect voor het vervoer van de whisky. Daarnaast liggen de Hebriden op de route naar Amerika. Veel zeilschepen deden voor de grote oversteek nog even een distilleerderij aan om de stenen die ze als ballast voerden, te vervangen door whiskyvaten; een mooie bijhandel voor de kapiteins. Veel huizen en muurtjes op het eiland zijn dan ook gebouwd met de stenen die deze oude zeilschepen als ballast meedroegen. De ligging aan de kust maakt een groot aantal van de distilleerderijen daarnaast uitermate geschikt om per schip te bezoeken.
De Thalassa koerst gestaag over de Muir Éireann, de Ierse Zee, richting Noord-Ierland. Vanaf Islay is het eigenlijk maar 25 mijl naar het Ierse vasteland. De zee is verbonden met de Atlantische Oceaan door het St-Georgekanaal tussen Ierland en Wales en het Noorderkanaal tussen Noord-Ierland en Schotland. We varen naar Ballycastle om daar Ierlands grootste distilleerderij, Bushmills, te bezoeken. Overigens mag het hier geen “whisky” meer heten. De Ieren noemen hun levenswater “whiskey”, wat het goedje overigens niet minder smakelijk maakt.
Er is een eeuwenoude strijd gaande over wie nu toch de uitvinder is van dit drankje, dat volgens kenners hét medicijn is tegen alles. De Ieren roepen dat Sint Patrick het ontdekt heeft, de Schotten zeggen dat zij de eersten waren. Uitvinders van het distilleren waren ze in ieder geval geen van beiden. Die eer komt de Babyloniërs in Mesopotamië toe, het huidige Irak. Zij distilleerden al in de tweede eeuw voor Christus. Waarschijnlijk is het distilleren via de Moren bij Ierse missionarissen terechtgekomen in de zesde of zevende eeuw. Distillaten werden in eerste instantie vooral voor medicinale doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om cholera en pokken te bestrijden. Maar wie nu uiteindelijk ooit een eikenhouten vat vergat, dat lag te rijpen, dat blijft een groot mysterie.
De Ieren roepen dat Sint Patrick het ontdekt heeft, de Schotten zeggen dat zij de eersten waren
Whiskey sail
met tallship Thalassa
Zeilen voor whiskyfanaten op de Hebriden
De Thalassa maakt voor de echte whisky -en zeilfanaat reizen langs de verschillende Schotse eilanden en gaat op bezoek bij de verschillende distilleerderijen. Welke eilanden dat zijn, is een beetje afhankelijk van de elementen. En dat maakt het wel zo spannend.
I