Het goud en zilver van Sala
Kanoën in Västmanland
Bevers en hun burchten behuizen de oevers van de meren, slootjes, vennen en vaarten rondom Sala, het thuis van de belangrijkste zilvermijnen in Västmanland, Zweden. De natuur is het ware goud hier.
Het toch al niet te brede waterweggetje bij Sala wordt steeds smaller. De begroeiing langs de oever strijkt zachtjes langs mijn arm wanneer ik de peddel in het ondiepe water steek. Het heeft wel iets weg van de Wieden en de Weerribben in Nederland. Maar toch ook weer niet helemaal. De grootste overeenkomsten zijn het veen en het feit dat deze wateren grotendeels door de mens gegraven zijn. Op het plekje waar ik me nu met mijn kano bevindt, waren ze het graven wat moe. Ik loop vast in het doolhof van slootjes, vaartjes en vennen. Maar dat mag de pret niet drukken. Integendeel. Kanoën in Sala is een groot avontuur. “Je kunt hier staan hoor, draai je kano even om,” roept gids Adam van Outdoor Vagabond.
De hele provincie Västmanland is een prachtig stukje Zweden. Een en al bos met her en der verspreid door het land van die karakteristieke rode, houten landhuizen. En meren. Heel veel meren. Dit gebied wordt ook wel Bergslagen genoemd.
RIJKDOM
“Omdat er hier veel mijnbouw was, golden er andere wetten om conflicten tussen landbouw en mijnbouw te voorkomen,” vertelt Adam al peddelend. “Hier gold ‘de wet van de berg’, wat zich in het Zweeds in Bergslagen vertaalt. Die mijnbouw begon hier zo rond de 10de eeuw.”
In dit gebied zijn tegenwoordig nog maar zeven mijnen in productie, maar in het verleden zijn er een paar duizend geweest. Er werd voornamelijk ijzer, maar ook mangaan, koper, zilver, lood en zink geproduceerd, maar ook kobalt, nikkel, goud, seleen, bismut, antimoon, cerium, molybdeen, wolfram en kwikzilver. De grond zat vol rijkdommen.
“De belangrijkste zilvermijn in Zweden was die in Sala,” zegt Adam. “Tonnen en tonnen aan zilver zijn er hier door de eeuwen heen aan de aarde onttrokken. De eerste aanwijzingen dat mensen hier zilver ontgonnen dateert van de tweede eeuw na Christus. De allereerste mijnopeningen zijn te vinden bij het afgedamde meer Långforsen.”
“Er wordt beweerd hier een enorme hoeveelheid zilver is vergaan dat nooit meer gevonden is”
WATERSYSTEEM
De hoogtijdagen voor de mijn waren tijdens het bewind van koning Gustav Vasa. In 1530 en 1540 werd bijna 3500 ton zuiver zilver per jaar geleverd. De Kroon kocht al het zilver van de eigenaars die de mijn pachtten van de koning. Overigens tegen de prijs die de koning dicteerde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Gustav de mijn de belastingkamer van Zweden noemde.
“Rond 1600 begon men gebruik te maken van het alom aanwezige water om meer en sneller zilver te delven,” vertelt Adam. “En dat is de reden dat we hier nu zo ongelofelijk mooi kunnen kanoën. Via oevermeren werd een uitgebreid watersysteem aangelegd. Gewoon met schep en spieren. Het water dat naar de mijn leidde, werd gebruikt om waterraderen met een diameter van wel 10 meter aan te drijven. Dit werd gebruikt om nieuwe machines en pompen in de mijn aan te drijven. Op deze manier kon het boren doorgaan tot een diepte van meer dan 200 meter, ondanks de enorme hoeveelheid grondwater.”
Bestaande meren werden verbonden met gegraven meren en vennen en vaarten en sloten. Een pure tour de force van de zilverzoekende Zweden.
“Al dat zilver werd trouwens ook via het water vervoerd,” weet Adam, die naast me peddelt. “Soms ging dat mis. Zo wordt er beweerd dat er ongeveer hier een enorme hoeveelheid zilver is vergaan dat nooit meer gevonden is.”
Deinend naar Zweden
Om in Zweden te komen over land, ontkom je niet aan water. Nu zijn er wegen en (tol)bruggen, maar de reis een stukje over zee afleggen is onderdeel van je avontuur. De schepen van Stenaline zijn weer helemaal klaar om jou en de jouwen veilig en comfortabel over te varen. Er zijn meerdere zeeroutes mogelijk vanuit Duitsland naar Scandinavië. Wij voeren van Kiel naar Göteborg in Midden-Zweden.
DE GROOTSTE KNAAGDIEREN VAN EUROPA
We peddelen over een wat groter meer. Ineens zien we verderop soepel een bruine pels door het water glijden. De kop net boven water, neusgaten, ogen en oren bijna op één lijn. “Een bever,” weet Adam. “Het grootste knaagdier van Europa. Bevers horen van oudsher thuis hier in het waterrijke Zweden waar genoeg voedsel en habitat aanwezig is. Er werd eeuwenlang ook volop op gejaagd; pels en vlees waren zeer gewild.”
De bever beschikt over perfect gereedschap voor zijn knaagwerk: vier vlijmscherpe, knaloranje knaagtanden die bedekt zijn met een dikke laag glazuur. Daarmee knagen ze met gemak bomen om met een doorsnede van een halve meter. De tanden groeien hun hele leven door.
Een ander bijzonder kenmerk van de bever is zijn platte, geschubde staart. Het dient als roer om mee te sturen. Vaak zie je ‘m nauwelijks als hij zwemt. Ze gebruiken hun staart ook om alarm te slaan. Bij gevaar klappen de dieren hard met hun staart op het water. Ook gebruiken ze hun staart als vetopslag voor de winter.
De bever leeft alleen of in een kleine familie. Zo’n familie bestaat uit een ouderpaar (bevers zijn monogaam), enkele jongen van vorig jaar en twee tot vier nieuwelingen die tussen april en juli worden geboren. De jongen van vorig jaar helpen mee met de verzorging van de pasgeborenen. Elke familie heeft een eigen territorium, die elkaar soms kunnen overlappen. Het leefgebied wordt nauwgezet gemarkeerd met geurstoffen, het zogeheten bevergeil, afkomstig uit een speciale klier. “Daar maken we hier trouwens een heel bijzonder drankje van. Bävergälle genaamd,” lacht Adam.
“Bevers zijn heel erg sociaal, zo sociaal dat ze soms ook gasten hebben”
Een groot deel van de tijd van de bever gaat op aan knagen; bevers hebben heel veel hout nodig. “Dat kun je wel zien aan de burcht, waar zo maar een paar ton hout in verwerkt is, vertelt Adam. “Zie je daar die afgeknabbelde beukenstronken liggen? Ze zijn helemaal gestript. De takken laten ze soms in het water weken omdat de bast een lekkernij voor ze is. Wat overblijft gebruiken ze als bouwmateriaal voor hun burchten. Naast bast eten de dieren ook planten, wortelstokken, twijgen, bladeren en schors.”
We willen niet te dichtbij komen, zodat we de dieren niet storen, maar met een verrekijker kan ik het goed onderzoeken. Bevers zijn bijzonder kundige bouwmeesters. “Iedere beverfamilie bouwt een burcht zoals deze langs de oever, vaak aangevuld met dammen om ervoor te zorgen dat de burcht deels onder water staat,” zegt Adam. “De ingang moet altijd onder de waterspiegel blijven, terwijl de woonkamer altijd droog moet zijn, ook in de winter. De burcht bestaat uit op elkaar gestapelde takken, waartussen de bever modder en waterplanten aanbrengt ter isolatie. Zo’n takkenberg kan vele vierkante meters beslaan en is soms wel twee meter hoog. Een beverdam kan tientallen tot meer dan honderd meter lang zijn. Soms maken ze er zelfs een sluis in om hoogwater weg te laten lopen of juist water toe te laten. En wist je dat ze naast die woonkamer ook slaapkamers hebben? En zelfs een toilet. Ze zijn ook heel erg sociaal, zo sociaal dat ze soms ook gasten hebben. Waterratten komen soms gezellig logeren,” lacht Adam. “En zie je dat glibberige plekje daar rechts bij het water? Buiten hun burchten en vraatsporen kun je langs de waterkant ook typische ‘beverglijbaantjes’ ontdekken, modderige pekken waar de dieren vaak het water in- en uitkomen. Dat is er zo eentje.”
Adam noemt de bever een aanwinst voor de natuur. Hun geknaag zorgt voor variatie en verjonging van het bos. Op de open plekken die ze creëren, steken allerlei licht minnende planten de kop op. En ’s zomers kortwieken ze hele zones met waterplanten, wat dichtgroeien voorkomt en de doorstroming bevordert. In de meertjes die ontstaan door hun dammen, bezinkt klei en zand. Dat ondiepe water is weer heel aantrekkelijk voor kikkers, libellen, paaiende vissen en waterplanten. Als het bos ‘op’ is, trekt de beverfamilie naar een volgende plek. Op de verlaten locatie groeit het bos dan weer aan. Zo brengen de bevers overal dynamiek in het landschap.
We leggen de kano’s aan bij een houten trekkershut waar de bossen van Zweden mee bezaaid zijn. Vaak geplaatst door de overheid. Tijd voor lunch. Maar voor de lunch is uiteraard een vuurtje nodig. Natuurlijk, een aansteker en hout werken. Maar stiekem is het veel leuker om op een andere wijze vuur te maken. Adam heeft speciaal gedroogde paddenstoelen die snel gaan gloeien als je met je vuursteen er vonkjes op tikt. Hij pakt een berkenbast en plaatst er wat van de gedroogde paddenstoel op, samen met wat berkenbastschilfers en hooi. Hij tikt met z’n vuursteen boven de mix en na enkele keren tikken begint de paddenstoel te gloeien. Dan rolt Adam de bast op en blaast aan een kant er zachtjes in. Al snel begint het te roken en dan te vlammen. Hopla. Binnen enkele minuten staat de lunch te pruttelen in de zwartgeblakerde pot op het vuur.
Een goede lunch kunnen we wel gebruiken na onze kanotocht over de waterwegen van Sala. Het gebied is goddelijk qua natuur. Alhoewel er een fortuin aan zilver uit de grond is gehaald in Sala, is de natuur het echte goud. Ook al is deze gedeeltelijk door de mens gegraven. Maar ja, wij zijn tenslotte ook natuur.
Peddel mee met Adam bij Sala
Lekker Kanoën?
Ervaar de schitterende natuur en geschiedenis van Sala tijdens deze fantastische natuur- en cultuurbeleving. Samen met de gids peddel je een hele dag door een beperkt deel van het enorme watersysteem dat een onmisbaar deel vormde van de zilverproductie die in Sala plaatsvond.
I