De mooiste sigaren komen uit Cuba
Tekst: Marco Barneveld | Fotografie: Frits Meyst
De allermooiste sigaren komen uit Cuba. Daar is zo’n beetje iedere sigarenroker het wel over eens. Sigaren en tabak zijn niet alleen een inkomstenbron voor het bijzondere eiland, het is ook een lifestyle. Welkom in het land waar de wieg van de sigaar stond.
Het is zes uur in de ochtend. Vanaf het terras van ons hotel kijken we over de Vallei van Viñales. Er stroomt een melkwitte rivier van mist door het dal. Boven de nevel steken enkele palmbomen uit tegen een achtergrond van kalkstenen bulten, zogenaamde mogotes. De zon schijnt waterig en de lucht kleurt hel oranje. Wanneer de mist langzaam wegvaagt, zie je in de verte groene velden vol geurig gewas. Welkom in het epicentrum van de tabaksteelt. Viñales mag je gerust de poort noemen van het gebied waar de allerbeste tabak ter wereld vandaan komt, de provincie Pinar del Rio. Het kloppend hart ligt ietsjes meer westelijk, Vuelta Abajo. Hier geeft Moeder Natuur ons, volgens de meeste sigaarpuristen, de hoogste kwaliteit tabak die er op deze wereld groeit en de Cubanen rollen er de mooiste sigaren van.
Omstreeks het jaar 300 vestigden de Taíno-indianen zich op Cuba. Oorspronkelijk afkomstig uit de Orinocodelta in Venezuela, bereikten ze Cuba waarschijnlijk via Florida. Ze introduceerden de landbouw op het eiland en verbouwden onder andere tabak. Dit waren de indianen die Columbus als eerste tegen het ontblote lijf liep toen hij in de Nieuwe Wereld terechtkwam. De indianen hadden een bundel bladeren in hun mond die ze aanstaken, zodat ze de rook konden inhaleren, zo observeerde Columbus. Curieus. Zelf moest hij niets van de tabak hebben, hij zou zelfs op zijn eerste reis een gift van de natives overboord hebben gegooid. Maar al spoedig namen andere Spaanse en Europese zeelieden sigaren mee. In 1520 waren er sigaren te verkrijgen, maar wel enkel in Spaanse en Portugese havens.
De naam Cohiba komt bij de Taíno vandaan. Zo noemden ze dat brandende bosje bladeren.
Het gebruik, een teken van welvaart, verspreidde zich naar Frankrijk en Italië via de Franse ambassadeur in Portugal, Jean Nicot. Mocht je denken ‘dat is een naam die bekend voorkomt’ dan klopt dat. Nicot is de naamgever van Nicotine, een smaakdrager, zoals alcohol in wijn. Hij stuurde in 1560 tabak naar koningin Catherina de’ Medici om haar van haar hoofdpijn af te helpen. Nicotine komt overigens niet alleen in tabak voor, maar ook in onder meer tomaten, aardappel en aubergine. Alle familie van de nachtschade. In Groot-Brittannië was mogelijk sir Walter Raleigh verantwoordelijk voor de introductie van de tabak en de nieuwe mode van het roken. De rest is geschiedenis. De naam Cohiba, het meest bekende Cubaanse sigarenmerk, komt bij de Taíno vandaan. Zo noemden ze dat bosje bladeren dat ze in hun mond hadden namelijk.
We staan op een soort balkon dat uitkijkt over tabaksvelden van tabaksplantage Hoyo de Mena in het plaatsje Juan y Màrtinez. Op het veld zijn werkers bezig tussen de groene plantjes. Laudelina Pozo Leal reikt ons een zelfgedraaide sigaar aan, de mooiste die ik ooit heb gezien. Haar familie verbouwt al eeuwen en eeuwen tabak. “Mijn voorouders waren Canarios, afkomstig van de Canarische Eilanden,” zegt Laudelina (66).
“We hebben 16.000 hectaren met tabak. Per jaar verbouwen we zo’n 450 ton. Je kunt geen moment roekeloos zijn wanneer je tabak verbouwt. Het luistert allemaal heel nauw. Dat is de enige manier om de allerbeste bladeren te krijgen. Mijn zonen en kleinzonen werken allemaal mee op het land om de oogst op tijd binnen te krijgen. We werken vanaf het moment dat de zon opkomt, totdat hij ondergaat. En dan hopen we dat de zon weer vroeg op is. Het is een soort verslaving om alles perfect te doen.”
Je kunt geen moment roekeloos zijn wanneer je tabak verbouwt. Het luistert allemaal heel nauw.
“Sinds 10 november van dit jaar mogen Cubanen ook huizen kopen én verkopen,” vertelt Jorge. “Een enorme verandering, en een stap richting kapitalisme. Buitenlanders mogen ook kopen, al mag dat officieel alleen als men permanent op Cuba woont. Maar enkele bepalingen in de wet maken vakantiewoningen ook mogelijk. De nieuwe wet kan ook Habaguanex in een stroomversnelling brengen,” filosofeert Jorge. “Want gerestaureerde panden kunnen nu verkocht worden, wat meer snel kapitaal oplevert voor weer nieuwe restauraties. Wat geweldig is, want Vieja wordt er in ieder geval mooier door.”
Wat ook meetelt, is dat de sigarenproductie onder rechtstreeks toezicht van de Cubaanse overheid staat. Aangezien ze haar kwaliteitsstempel wil beschermen, zorgt de Staat ervoor dat elke sigaar die in de handel terechtkomt een uitmuntend fabricaat is. Niet vreemd als je weet dat er vorig jaar zo’n half miljard aan Cubaanse sigaren werd verkocht wereldwijd.
Het is dan ook een prachtig gezicht, een perfect gerolde Cubaanse sigaar. We zijn in een sigarenfabriek in Havana. Op de muur, schilderingen van de knappe helden van de revolutie: Che Guevara en Camilo Cienfuegos. Daarvoor achter lange houten tafels de rollers. Ieder heeft zijn eigen stekje. Met een bak met binnenwerkbladeren en buitenwerkbladeren. Voor hen die het nog niet weten: Cubaanse sigaren zijn zogenaamde longfillers, dat betekent dat er allemaal hele tabaksbladen in de sigaar zitten, secuur in elkaar gerold. Dit in tegenstelling tot shortfillers, waarbij alleen het buitenste blad een heel blad is met aan de binnenkant gemalen tabak. Dat laatste is stukken goedkoper om te produceren. De rollers zitten secuur te werken. Muziekje aan, sommigen met een dikke sigaar non-stop in de mond. Het is een kunst om naar te kijken. “Een goede roller rolt zo’n 120 sigaren per dag. Als er meer worden gedraaid, mogen ze een bepaald maximum mee naar huis nemen,” vertelt Nicky Meire van Cubacigar Benelux.
Zafado is de kunst van het voorzichtig losmaken van tabaksbladeren.
In een ander zaaltje zitten vrouwen een uiterst secuur werkje te doen: het losmaken van de tabaksbladeren. “Dat heet Zafado,” zegt Nicky. “Zafado is de kunst van het voorzichtig losmaken van tabaksbladeren nadat zij als gavillas (bundels) uit de balen zijn genomen. Een secuur werkje, want de bladeren mogen niet scheuren.”
Op het terras van ons hotel in Viñales kijken we de avond voordat we de zon de volgende ochtend op zullen zien komen ook naar de ondergaande zon. We hebben zojuist gedineerd met kreeft op z’n Creools. De koffie wordt aangerukt. En, vooruit een mooie Havana Club van 7 jaar oud. Daar hoort een Cubaanse sigaar bij. Ik kies een Romeo y Julieta. De ober steekt met een zware aansteker traag en behoedzaam de tabak aan. Ik neem hem aan en laat de rook door mijn mond rollen. Het smaakt naar noten. Langzaam blaas ik uit en staar in de verte waar de jonge tabaksplanten nog lichtjes staan te wuiven in de wind.