5 nationale parken in
Noord Engeland
Noordelijk Engeland telt maar liefst vijf nationale parken. Elk heeft zijn eigen karakter, maar bijzonder zijn ze allemaal. WideOyster Magazine ontmoet nostalgische vissersdorpjes, Romeinse legerplaatsen, romantische meren, bedreigde diersoorten en de geboorteplaats van het beroemde Britse Recht van overpad.
Eind september. Noord-Engeland heeft een driedagenbaard. Tenminste, daar waar landbouw wordt gepleegd. Het graan is geoogst en wat overblijft is wat de Engelsen treffend stubble noemen. Niet lieflijk, wel stoer. Die laatste kwalificatie, stoer, geldt eigenlijk voor bijna het hele Noord-Engelse landschap, met zijn ruige heidevelden, rijzige kalksteenheuvels en glooiende dalen, altijd dooraderd met drystone-muurtjes.
‘Dit is het land waar de mensen diepe zakken hebben en korte armen. Zuinig dus’, grinnikt Bernie McLinden, parkranger van North York Moors National Park, met wie we een kustwandeling maken. ‘Tenminste, dat zeggen ze in het zuiden. Feit is dat dit deel van Engeland economisch altijd wat minder af is geweest, dus misschien schuilt er een kern van waarheid in.’
North York Moors NP
Taking the piss
Terwijl we wandelen inspecteert Bernie routebordjes, poortjes en de kwaliteit van het wandelpad. Onderhoud en herstel daarvan behoort tot zijn taken. Maar vandaag is zijn belangrijkste taak het vertellen van mooie verhalen. Over de manier waarop in de zestiende eeuw in Yorkshire kleding werd geverfd, bijvoorbeeld.
‘Daarvoor werd onder meer urine gebruikt, een prima bijtmiddel, waardoor kleuren helderder worden. Er was iemand die ‘s morgens van huis tot huis ging om urine af te halen. Wist je dat daar de uitdrukking taking the piss vandaan komt?’
Eh, eigenlijk niet nee.
“Wist je dat daar de uitdrukking taking the piss vandaan komt?”
Het Noord-Engelse landschap mag dan vooral stoer heten, de dorpen en stadjes kunnen wel degelijk lieflijk zijn. Neem nou Staithes, een vissersplaatsje dat stiekem uit de negentiende eeuw lijkt te zijn weggeslopen. Je kunt er niet met de auto komen, dat scheelt natuurlijk. Staithes ligt tegen de kliffen aangeplakt, bestaat uit in pasteltinten geschilderde huisjes en als Bernie vertelt dat het een connectie heeft met de befaamde navigator en ontdekkingsreiziger James Cook dan verbaast dat geen moment.
Terwijl we een kop thee drinken in de Cod and Lobster, met uitzicht op het haventje, vertelt Bernie: ‘De jonge James werkte in een winkel, Sanderson’s, hier vlak naast. Natuurlijk hoorde hij voortdurend verhalen van zeelui, dus logisch dat hij op en dag zelf naar zee wilde. Sanderson’s bestaat helaas niet meer. Het huis is jaren geleden weggevaagd door een storm.’
Dracula & Captain Cook
Na de thee wandelen we door het haventje en maken een praatje met John, een visser die zojuist is komen binnenvaren met een kist vol kreeft.
‘Slechte vangst vandaag’, moppert hij. ‘Het zijn er hooguit 50. Normaal vang ik er wel twee of drie keer zoveel. De meeste zijn voor de export naar Frankrijk en Spanje, maar de plaatselijke restaurants hier nemen er elke dag ook een paar af.’
John is 69 en denkt erover om binnenkort maar eens met pensioen te gaan. ‘Ik ben een beetje op mijn retour en de kreeften ook. Ik vis erop tussen maart en oktober, maar vang steeds minder. In de wintermaanden ga ik over op witvis, maar daarvoor heb ik een veel te klein quotum, daar ben ik met een week al doorheen.’
“Ik ben een beetje op mijn retour en de kreeften ook. Ik vis erop tussen maart en oktober, maar vang steeds minder”
Trots legt hij uit dat zijn familie al sinds het jaar 1500 in Staithes woont: allemaal generaties vissers. Als we verder wandelen, haalt Bernie grijnzend een oude herinnering aan John op. ‘Op een dag had hij ruzie met een collega-visser. Toen die man was verdwenen, gromde hij verontwaardigd: “Wie denkt die vent wel dat hij is? Zijn familie woont hier pas 200 jaar!”’
We wandelen verder in zuidelijke richting waar andere must-sees liggen, zoals Whitby en Robin Hood’s Bay. Whitby was ooit een van de belangrijkste zeehavens ter wereld. James Cook kreeg hier zijn opleiding tot zeeman en ook grote zeevaarders als Drake en Nelson leerden hier hun vak. Maar het beroemdst is het stadje om zijn connectie met Dracula. De Transsylvanische graaf, die zich kerngezond hield door op gezette tijden een lekkere pul bloed tot zich te nemen, ging hier aan land in de gedaante van een zwarte hond en verdween vervolgens richting het kerkhof.
En daarna? Dat lees je in het gelijknamige boek van Bram Stoker, de auteur die ooit in Whitby logeerde en zich hier liet inspireren tot zijn beroemde verhaal.
James Cook kreeg in Whitby zijn opleiding tot zeeman en ook grote zeevaarders als Drake en Nelson leerden hier hun vak
Als we uiteindelijk bij Robin Hood’s Bay aankomen, verwacht ik dat Bernie met een mooi jongensboekenverhaal komt over de goedaardige schurk die stal van de rijken en schonk aan de armen. Maar helaas.
‘We hebben geen aanleiding om aan te nemen dat Robin Hood, als hij al bestaan heeft, hier ooit is geweest. Wel was dit een echt smokkelaarshol. In de achttiende eeuw was letterlijk iedere inwoner hier smokkelaar, van vissers tot boeren, van de schoolmeester tot de pastoor. Ze verborgen hun contrabande in geheime grotten en diepe tunnels, die tot op de dag van vandaag nog niet allemaal zijn ontdekt. Dus wie weet…’
Ook op wandelaars heeft Robin Hood’s Bay een grote aantrekkingskracht. Het dorpje vormt het eindpunt van het 309 kilometer lange Coast to Coast-pad dat Alfred Wainwright in 1973 beschreef in een beroemd geworden wandelgids. Het aan het strand gelegen Bay Hotel draagt een plaquette die aan de wandelaar, auteur en illustrator herinnert, en de bar van het hotel is naar Wainwright vernoemd.
Northumberland NP
Bij de latrine moet je zijn
Arme, domme Romeinen! Wonen lekker in zonnig Italië, elke dag spaghetti bolognese met een mandfles chianti erbij, ’s zondags gezellig naar het Colosseum voor een onderhoudend gladiatorgevecht en daarna een frisse duik in de Tiber. Casa dolce casa, zou je zeggen. Home sweet home.
Maar wat doen de sukkels? Ze marcheren net zo lang in noordelijke richting tot ze op een troep wilde Schotten stuiten, bouwen vervolgens een muur om dat volkje buiten de deur te houden, en gaan in een fort zitten te wachten of er niet toch een verdwaalde doedelzak hun kant op waait.
Dat zijn zo’n beetje de gedachten die in mij opkomen als ik door de restanten van het Romeinse fort Housesteads wandel. Het maakt deel uit van Hadrian’s Wall, de muur die keizer Hadrianus vanaf het jaar 122 liet bouwen, als noordelijke grens van het Romeinse Rijk op het Britse eiland.
Hadrian’s Wall: 117 kilometers, die dikwijls door schitterend landschap voeren
Natuurlijk, het waren het niet allemaal Italianen die hier gelegerd waren. De Romeinen betrokken hun soldaten uit alle landen van hun imperium. Echte kerels, bovendien, want alleen de commandant van het fort hier had centrale verwarming (ja, echt!).
Je kunt Hadrian’s Wall in een of twee dagen per auto verkennen: er loopt een handige weg parallel met de muur. Wandelen, zoals de Romeinen zelf deden, kan ook, en natuurlijk zie je dan veel meer. Je doet een dag of elf over de 117 kilometers, die dikwijls door schitterend landschap voeren. Vroeger plachten wandelaars wel over de muur zelf te lopen, maar dat is tegenwoordig een absoluut no no.
Housesteads is een van de vele forten langs de muur die je een goed beeld geven van het leven van de Romeinen, tweeduizend jaar geleden. Ze zijn hier vooral trots op hun latrines. Nee, urine verzamelen deden de Romeinen niet, maar ze zaten wel heel gezellig met zijn allen bij elkaar op het toilet.
Via borden met tekeningen wordt de sfeer van toen tot leven gewekt: kijk, daar zitten drie legionairs, elk boven een gat, levendig over brood en spelen te keuvelen. In hun hand houden ze een stokje waaraan een bolletje textiel is gevestigd. Daarmee gaan ze straks hun achterwerk te reinigen.
Dat er in 2000 jaar tijd een hoop is veranderd, blijkt als ik in het plaatsje Chollerford even naar het toilet wil. ‘Restrooms are for customers only. Please don’t embarras us by asking’, staat er op de deur van een winkeltje annex tearoom.
‘Mag ik een flesje water van u?’ vraag ik. ‘En het toilet is zeker daar achter?’
De dame achter de toonbank kleurt dieprood en krijgt een vreselijke hoestbui. Ik moest mij schamen.
Deftig jagen
Flinke delen van Noord-Engeland zijn het eigendom van aristocratische grootgrondbezitters: dukes, earls en lords die het van hun voorouders hebben geërfd, het verpachten aan boeren en – heel erg trendy – er rijkaards van overzee op laten jagen. Met name op vogels: patrijzen in de bossen en korhoenders op de heidevelden. Vooral korhoenders schieten geldt als een uiterst deftige aangelegenheid.
‘Je gelooft niet hoeveel geld er gemoeid is met een dagje vogels schieten’, laat ik mij tijdens een pub-lunch door de ober vertellen. ‘Vaak duizenden ponden! Ik vind het maar niks, al zorgt het wel voor werkgelegenheid. Als zo’n rijkaard gaat jagen, wordt hij voorafgegaan door een heel gezelschap van beaters: dat zijn mensen die met vlaggen zwaaien en herrie maken, om de vogels op te schrikken zodat ze de lucht in vliegen. Er lopen lui mee die de jagers voortdurend voorzien van vers geladen geweren. En dan heb je natuurlijk de gamekeepers, die een jachtgebied op orde houden.’
‘Tja’, zegt ik peinzend, ‘werk is ook wat waard hè.’
‘Zeker’, beaamt de ober. ‘Ik breng u zo uw patrijs.’
‘Eh… ik had een Ploughman’s lunch besteld. Kaas, brood en pickle.’
‘Geintje.’
Lake District
Populair maar onbedorven
Het Lake District is het oudste toeristische gebied van Engeland. Dat zit zo. In de achttiende eeuw ontstond er bij de Britse elite de traditie van de zogeheten Grand Tour. Rijke jongelieden maakten daarbij, ter vervolmaking van hun voortreffelijke opvoeding, een uitvoerige reis door de cultureel hoog aangeschreven delen van het continent, met name Frankrijk en Italië.
De Franse Revolutie (1898-1899) maakte daar tijdelijk een einde aan. En laten nu net rond die tijd de schilder John Constable en de dichter William Wordsworth elk op hun eigen manier het hoogste lied zingen over de schoonheid van het Engelse Lake District. Wordsworth schreef er zelfs een gids over – Guide tot he Lakes (1810) – waarin hij het merengebied aanprees als Groot-Brittannië’s nationale bezit, waar iedereen die ze alle vijf op een rijtje had naartoe moest.
Tweehonderd jaar later is daar nog steeds geen spelt tussen te krijgen. Het Lake District is een mooi voorbeeld van hoe toerisme ook kan: een economische levensader vormen zonder onherstelbare schade aan het landschap aan te richten.
Alle heuveltoppen in Engeland die hoger zijn dan 900 meter vind je in dit gebied, waaronder de hoogste: de 978 meter hoge Scafell Pike. Tussen die pieken – buitenkansje voor de enthousiaste wandelaar – bevinden zich zestien meren, meestal langwerpig van vorm, want ze zijn in de ijstijd door gletsjers gevormd.
Qua weer is het Lake District de betrouwbaarheid zelve: je kunt regelmatig rekenen op een frisse dosis regen. In de vochtigste delen valt jaarlijks viermaal zoveel regen als in Nederland.
Hier en daar een bui
Zoals steeds tijdens deze reis is het weer afwisselend stralend en somber. Ik kies een stralende middag uit voor een wandeling door de heuvels nabij Derwent Water en een sombere ochtend voor een bezoek aan het geboortehuis van Wordsworth.
Wordsworth bezong zijn hele leven het eenvoudige plattelandsleven en de schoonheid van de natuur en woonde jarenlang samen met zijn zuster Dorothy in een cottage op het platteland. Maar hij werd geboren in het plaatsje Cockermouth, als zoon van een advocaat. Zijn geboortehuis is dan ook deftiger dan je bij hem zou verwachten, maar hij had er een gelukkige jeugd. Wat erg hielp: het huis had een geweldige tuin. Nog steeds trouwens, al hebben de National Trust en zijn vele vrijwilligers hun handen vol aan de wateroverlast. Overstromingen die in de winters van 2009 en 2014 het hele stadje natte voeten bezorgden, veroorzaakten flink wat schade.
Het Lake District is trouwens ook het domein van de schrijfster en dierenliefhebster Beatrix Potter. Als kind in Londen hield ze een complete dierentuin, met naast honden ook muizen, konijnen, vleermuizen en egels. Toen ze naar het Lake District verhuisde ging ze – uiteraard – schapen fokken. En kinderboeken schrijven. Met uiteenlopende dieren als hoofdpersoon, maar Peter Rabbit (Peter Konijn) werd haar beroemdste creatie.
En als vervolgens je leven wordt verfilmd met Renée Zellweger in de hoofdrol, dan het je het niet slecht gedaan, toch?
Yorkshire Dales
Pies bij de Quaker
Onze eerste kennismaking met Yorkshire Dales National Park is Cautley Spout Waterfall. Voor de liefhebbers van klaterend water (nee, niet dat): dit is met 198 meter de hoogste cascade, oftewel trapsgewijze waterval, van Engeland.
Het mooie van de wandeling naar Cautley Spout is dat je na afloop een uitstekend excuus hebt om iets te gaan eten in de White Cross Temperance Inn. Dat is leuk omdat ze er (a) uitstekende pies hebben en (b) Alan Clower er de scepter zwaait. Hij is Quaker, schenkt dan ook geen alcohol, maar borrelt wel van de verhalen.
‘Ha, zijn jullie Hollanders? Mooi, ik ben gek op Cloggies. Zijn volgens mij dezelfde types als wij Engelsen. Ik organiseer een liefdadige instelling in Zuid-Afrika, en jullie landgenoten van de Universiteit van Leiden hebben daar 5000 pond voor bijeengebracht.’
Alan Clower zwaait de scepter in de White Cross Temperance Inn. Hij is Quaker, schenkt dan ook geen alcohol, maar borrelt wel van de verhalen
We nemen Alans loopbaan door. Hij heeft jaren als elektricien in uiteenlopende Afrikaanse landen gewerkt, maar ging op zijn 49ste met pensioen omdat het bedrijf waar hij werkte door het Franse Alstom werd overgenomen. ‘En werken voor de Fransen, dat verdom ik!’
Inmiddels is hij dik in de zeventig, en ontvangt zijn gasten stuk voor stuk met een verhaal. Pas als dat uit is, mogen ze van de knusse parlour naar de als even knusse eetzaal ernaast, om een pie of een andere traditionele lekkernij tot zich te nemen.
Roodharige vriendin
In het Dales Country Museum in Hawes hebben we een afspraak met parkranger Matt Neale. Bij een kop koffie legt hij uit dat de grond van Britse National Parks, anders dan in bijvoorbeeld de VS, geen staatseigendom is. ‘We moeten dus compromissen sluiten met de schapentelers in de heuvelgebieden en de grastelers in de valleien.
Meestal gaat dat goed, soms niet. Zo hebben veel eigenaars de afwatering in de heidegebieden verbeterd. Fijn voor hen, maar daardoor zijn er elders veel meer overstromingen dan vroeger, toen de moors als één grote spons fungeerden.’
Net als collega Bernie, heeft Matt het niet zo op de patrijzen- en korhoenderjacht. ‘Ik vind dat geen sport, anders dan bijvoorbeeld deer stalking in Schotland, waar je soms een hele dag achter een ziek hert aan zit.’
Hij vertelt over zijn liefde voor drystone-muurtjes, die in onderhoud veel duurder zijn dan gewone hekken, maar zoveel mooier en karakteristieker. ‘Maar mijn allergrootste liefde is natuurlijk de rode eekhoorn.’
‘Goh, hoe vindt je vriendin het dat je haar zo noemt?’ vraagt Frits belangstellend.
Matt kan er om lachen. ‘In 1870 hebben de Victorianen een paar Noord-Amerikaanse grijze eekhoorns geïmporteerd. Die zijn tweemaal zo groot als de inheemse rode, hebben dus veel meer voedsel nodig en vormen een bedreiging voor de rode eekhoorn.’
Dat laatste blijkt mede te komen doordat de grijze eekhoorn een virus met zich meedraagt waar hij zelf niet aan doodgaat, maar zijn rode collega wel. Die trekt zich nu terug in de naaldbossen, waar Matt en de zijnen een gebied hebben ingericht waar ze het dier zo goed mogelijk beschermen: Snaizeholme.
Natuurlijk brengen we daar een bezoek. De kleine donderstraaltjes maken er een uiterst levendige indruk en tonen bovendien een prijzenswaardige belangstelling voor de fotoapparatuur van Frits. Als er eentje zijn telelens over kruipt en haar neus tegen die van de fotograaf probeert aan te drukken, weten Matt en ik het zeker: Frits heeft zélf een rode eekhoorn als vriendin!
Peak District NP
Recht van overpad
‘Dus jullie komen hier wandelen, maar je weet niet wat de Kinder Mass Trespass was?’
‘Eh…’
‘Nou, ga dan maar rustig zitten, want deze kennis is elementary, heren.’
Daar zitten we dan, in het tot horecagelegenheid omgebouwde treinstation van Hassop. Sally Wheal en Janette Sykes, respectievelijk parkranger en gids, popelen om een pijnlijke lacune in onze kennis zo snel mogelijk te vullen.
Sally begint: ‘Als je vroeger een mooie wandeling wilde maken, kreeg je altijd problemen met de landeigenaars, die niet wilden dat je over hun terrein liep. Uit protest kwamen in 1932 400 mensen bij elkaar in Kinder Scout: een heidelandplateau niet ver van hier. Ze hadden de pers gewaarschuwd, dus toen de landeigenaren de politie waarschuwden en de leiders van het protest werd gearresteerd, gaf dat veel publiciteit.’
Jeanette vult aan: ‘Zo ontstond er een discussie die er uiteindelijk toe leidde dat je nu overal in Groot-Brittannië Right of Way hebt, dat het langeafstandpad The Pennine Way werd gesticht en dat in 1949 het fenomeen National Parks werd gevestigd.’
Sally: ‘Met het Peak District National Park als allereerste!’
Jeanette: ‘Tot zover, heren. Sta op, neem uw rugzak op en wandel.’
Slapen in de auto
Hoe doe je het Peak District het meeste recht? We besluiten tot een combinatie van rondrijden en wandelen. Zo kunnen we het majestueuze landhuis Chatsworth Estate bekijken, vervolgens de viewpoints Surprise Corner, Stanage Edge, Monsal Head en Winnats Pass een wedstrijdje mooi-zijn laten uitvechten en ten slotte oerknusse dorpen als Ashford en Bakewell bezoeken.
Bovendien maken we kennis met de twee persoonlijkheden die het Peak District blijkt te hebben. In het noorden heb je de Dark Peaks, waar de met heide begroeide heuvels vooral uit graniet bestaan. Hier liet Charlotte Brontë haar ruwbolsterige personage Mr Rochester vandaan komen.
In het zuiden is het landschap lieflijker. Daar zijn de valleien groen en de heuvels van kalksteen: de White Peaks.
De volgende dag doen we wat Jeanette waarschijnlijk bedoelde met haar ‘sta op en wandel’: we staan om zes uur op om de zonsopgang vanaf een heuvel het gebied nabij het riviertje de Dove te aanschouwen. Want na een sombere dag is voor vandaag weer zon beloofd.
Onderweg passeren we een auto die langs een onverharde weg staat geparkeerd. De ruiten zijn beslagen. Iemand die het gisteren in de pub heel laat heeft gemaakt, daarna de weg is kwijtgeraakt en toen van arren moede maar in zijn auto is gaan slapen?
‘Nee’, besluit Frits. ‘Het is vast een fotograaf die hier heeft overnacht om het eerste zonlicht mee te kunnen nemen. We komen hem straks waarschijnlijk wel tegen.’
Een halfuur later krijgt hij gelijk. Er komt er een man met een statief en een fototas de berg afzeulen. Hij oogt weerbarstig en ruig als het Noord-Engelse landschap. En natuurlijk heeft hij een driedagenbaard.