Oostende
Da’s schoon hè!
“Allee, de stad wacht. De stad met zijn metershoge murals. Net New York, al zijn de gebouwen hier lager, de mensen vriendelijker en de straatnamen origineler”

Oostende, wát moet je daar nou? Het is een reactie die ik vaker krijg als ik vertel dat ik voor een reportage afreis naar de koningin van de Belgische badplaatsen. Het beeld dat mijn vrienden hebben van de badplaats heb ik eerlijk gezegd ook. Grijze gevels en witte rolluiken. Dát is Oostende, een plek die toevallig aan zee ligt, maar waar verder niks te beleven valt. Een groteske belediging, zal blijken zodra ik de dijk oploop.
Het is eind september. Misschien wel de mooiste tijd van het jaar om naar Oostende af te reizen. Meerdere keren word ik aangesproken door willekeurige mensen op straat. Gewoon voor een praatje. Kom daar maar eens om in Scheveningen, denk ik en ga op een wit bankje zitten, op ooghoogte met de zee. Vanavond oesters, besluit ik en proef het zilt nu al.
Allee, de stad wacht. De stad met zijn metershoge murals. Net New York, al zijn de appartementsgebouwen hier lager, de mensen vriendelijker en de straatnamen origineler. De Verlorenstraat, bijna net zo mooi als de poëzie van de Oostendse dichter Paul Snoek die zwemmen vergelijkt met inwendig zegevieren.
Drie dagen waai ik uit. Oostende is prachtig, meld ik alvast aan mijn vrienden.
En die lelijke gebouwen dan?
Oostende heeft meer karakter dan je lief is, verdedig ik en denk aan de lange Nelle en de vrouwen met hun kleine hondjes. Aan de oesterkweker en de kop van Hugo Claus.
Ze weten het nog niet, mijn vrienden, maar Oostende is een van die onverwachte plekken, die je opnieuw leert kijken. Het zal met het licht te maken hebben. Dat trekt hier net zo hard als kerend tij.
Nicolline van der Spek,
Auteur en reisjournalist