De iconische huisbergen van Luzern
Rigi en Pilatus
Luzern wordt omringd door bergen. Twee springen eruit: de huisbergen Pilatus en Rigi. De een ligt hoog tussen ruige rotspunten, de ander is juist vriendelijk en zacht. Wij kunnen niet kiezen en doen ze gewoon allebei. Geen seconde spijt van.
Vanaf de kade in het hart van Luzern vertrekt de boot naar Vitznau en het dalstation van de Rigi-Bahn. Het weer is wiebelig. Na een dappere poging om op het buitendek te blijven staan, moet ik naar binnen. Opwarmen met een heisse Schoggi in de cabine. De bergwereld en het gladde, donkere water glijden voorbij. Op de oever staan fraaie oude villa’s. Soms opgeslokt door een dorp, soms statig alleen in een ruim park.
Aan boord heb ik heel even tijd voor een praatje met een van de matrozen: Diana. Ze vertelt dat ze enorm van haar werk op de Vierwaldstättersee houdt: ‘Elke dag aan boord is anders. Het water, de bergen, de lucht, de mensen, de drukte. Je weet ’s ochtend nooit wat je kunt verwachten. En ja, ik zie de schoonheid van het landschap nog steeds.’
‘Elke dag aan boord is anders. Het water, de bergen, de lucht, de mensen, de drukte. Je weet ’s ochtends nooit wat je kunt verwachten’
Uitstappen en overstappen. Het zijn maar een paar passen naar het dalstation van het treintje dat naar de Rigi gaat. Bij de aanleg in 1871 was het de eerste tandradbaan van Europa, een revolutie van techniek. Daarvoor gingen bezoekers te voet, in draagstoelen, met ezels en rijtuigen omhoog. Zo telde het dorp Weggis in 1860 dertig stallen met duizend paarden. In 1868 reed koningin Victoria te paard naar boven. In haar dagboek schreef ze: ‘We are amused!’
De Rigi is tot altijd een populair uitstapje gebleven. Ook nu. Jong, oud, gezinnetjes, soloreizigers, locals, mensen van de andere kant van de wereld. De Instagrammable spots op de top trekken een opvallend groot aantal bezoekers dat eerder modieus dan functioneel en outdoorproof is gekleed. Hoe dan ook, het treintje tokkelt zijn weg naar boven en geeft onderweg telkens wat meer uitzicht prijs. Eerst op de toppen boven, daarna op de Vierwaldstättersee beneden.

Het treintje stopt op Rigi Staffel, een plateau met een paar skiliften, winterwandelwegen en restaurants. Een deel van de passagiers stapt uit om zich hier een dag te vermaken. Ik blijf zitten voor het laatste stukje naar Rigi Kulm, het hoogste station. Het paleishotel dat er in 1875 werd gebouwd had driehonderd kamers, twee restaurants, een biljartkamer, lees- en muzieksalon. Het was open van eind juni tot half oktober. De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de glorietijd.
Dit hotel staat er niet meer. Afgebroken in de jaren vijftig. Daarbij werd zoveel mogelijk materiaal hergebruikt voor de constructie voor het kleinere, compactere, modernere Rigi Kulm Hotel. De sfeer is er even internationaal als toen. Ik hoor Duits, Frans, Spaans, Japans, Engels, Nederlands en iets Oost-Europees dat ik niet kan thuisbrengen. Op het terras worden enthousiast foto’s gemaakt. Instagrammers in volstrekt ongeschikte kleding trotseren de ijzige wind. Alles voor ‘the gram’.
De houten huisjes zijn klein, het treintje is klein, de wegen, bomen, borden. Alles in deze bergwereld lijkt op zakformaat te zijn uitgevoerd
Na een pauze met uitzicht en een korte klim naar de top op 1.797 meter hoogte, besluit ik om grotendeels lopend af te dalen. Langzaam. Dwars door een treintafellandschap. Bijna letterlijk. De houten huisjes zijn klein, het treintje is klein, de wegen, bomen, borden. Alles in deze onmetelijke bergwereld lijkt op zakformaat te zijn uitgevoerd.
Behalve het uitzicht. Je zou vanaf deze plek 125 bergen met een naam kunnen zien, plus 13 meren. Dat de Rigi al eeuwenlang de Koningin van de bergen wordt genoemd, is waarschijnlijk het gevolg van een foute interpretatie. Het woord Rigi zou niet verwijzen naar het Latijnse regnum (koninkrijk) maar naar een oud Zwitsers-Duits woord dat het uiterlijk van de berg beschrijft met zijn strepen van gras en rotsen.
Op het eerste stuk van mijn afdaling lopen nog wat andere wandelaars. Twee Aziatische gasten zelfs op sneakers. Zij moeten ondertussen drijfnatte voeten hebben. Hoe verder ik omlaag loop hoe minder volk. De meesten houden het op Staffel voor gezien en nemen daar de trein terug naar het dalstation. Ik blijf er even hangen voor een korte pauze en wandel daarna verder. Alleen, in stilte, zorgeloos. Ik moet alleen op tijd in Vitznau zijn voor de laatste boot naar Luzern.

Drakenberg Pilatus
Met de eerste gondel maak ik me los van de stad. Steeds een beetje hoger. Steeds een beetje minder groen, palmbomen en lente. Tot het winter is. Het laatste deel van het traject gaat in een nieuwe cabine met enorme ramen. Mooi, want het uitzicht is nu al spectaculair. Zweven tussen de rotswanden door, langs ravijnen en grillige pieken. Adembenemend is een understatement.
Wat een entree. Rechts zie ik een kapel die op een onmogelijke plaats is gebouwd. Links beneden vang ik af en toe een glimp op van de Vierwaldstättersee, bijgelicht door een voorzichtig zonnetje. Daar voelde het eerder op de middag als lente. Met volle terrassen en wandelaars met de jas open en soms zelfs in de hand. Boven wacht het bergstation van de Pilatus, een verzameling pieken met de Tomlishorn als hoogste: 2.128 meter.
Tot eind negentiende eeuw wilden maar weinig mensen naar deze plek. En al helemaal geen inwoners van Luzern en omgeving die waren opgegroeid met de Pilatus als vijand, inclusief verhalen en legendes over Pontius Pilatus en een reek van draken. Nu is het een van de geliefdste uitstapjes. Dankzij de moderne liften is het ook een heel toegankelijke manier om het hooggebergte te beleven, iets waar ze in Zwitserland patent op hebben. Kabelbanen en treintjes naar uitzonderlijk mooie plekken.
Eenmaal boven laat de natuur meteen even weten wie de baas is. Aan de andere kant van het bergstation giert een ijzige wind. Het verklaart deels waarom het er zo rustig is. Daarnaast is de laatste lift omlaag vertrokken. Iedereen die nu boven is, blijft slapen. En dat is een bescheiden aantal. Ik breng mijn bagage naar mijn kamer in het historische Berghotel Pilatus-Kulm uit 1890 en ga terug naar buiten. Ik wil de zonsondergang niet missen.

Een trap leidt naar een uitkijkplatform. Ik houd me stevig vast aan de reling, terwijl de wind op ijs en rotsen beukt. Het uitzicht is enorm. Aan de ene kant tot aan de toppen van de legendarische Eiger, Mönch en Jungfrau. Aan de andere kant tot aan de Jura. En beneden liggen overal meren te spiegelen in het laatste middaglicht. Ik zoek een plek waar de wind geen grip op heeft en ben helemaal alleen in een overweldigende bergwereld. Veel kleiner kun je je niet voelen.
De zonsondergang wordt uiteindelijk gesmoord door lage wolken. Jammer? Nee hoor, de hemel kleurt pastel tegen een decor van steeds zwartere rotsen. Hoe donkerder het wordt, hoe dreigender de machtige wanden en diepe bodemloze afgronden. Benieuwd naar de zonsopkomst van morgen.
Het uitzicht is enorm. Aan de ene kant tot aan de toppen van de legendarische Eiger, Mönch en Jungfrau. Aan de andere kant tot aan de Jura
Het diner wordt geserveerd in de Queen Victoria Saal, genoemd naar de Britse koningin die eind negentiende eeuw op een ezeltje naar boven kwam om zich na het overlijden van haar man te laven aan de rust en de stilte. De zaal is bijna precies zoals toen. De vloeren, houten lambrisering, kroonluchters en het versierde plafond. Het is wonderlijk om in zo’n woeste bergwereld, zo verfijnd te eten: van ricotta-ravioli met spinazie tot pralines van gebakken bloemkool met een crème van paddenstoeltjes en geroosterde zoete aardappel met een vegetarische kruidenjus…
De volgende ochtend ben ik voor zonsopkomst buiten. Het is bitterkoud. De dag komt zonder haast op gang. Een dunne streep oranje wordt langzaam lichter en groter. Tot de eerste zonnestralen de hoogste toppen wakker kussen terwijl het beneden nog bijna nacht is. Het plafond verandert per minuut van kleur. Ik ben de enige op het platform. Misschien dat de andere gasten vanuit hun warme kamer naar deze voorstelling willen kijken. Maar ze missen op die manier wel het mooie spel tussen zon, nevel, ravijnen, rotspartijen en ijzige sneeuwvelden.
Als straks de eerste dagjesmensen arriveren zullen ze opgewonden raken van het weergaloze uitzicht en de nabijheid van de rauwe bergen. Maar ik weet dat ze het mooiste hebben gemist.
Bereikbare toppen
Rondom Luzern liggen verschillende bergtoppen die eenvoudig bereikbaar zijn. Behalve Rigi en Pilatus is er bijvoorbeeld ook de Titlis in Engelberg, met een bergstation op 3.020 meter hoogte! Adem in en kijken.