Beleef de machtige bergen
Thuis in Tirol
De almhut van de familie Gratz staat in het verborgen Dorfertal op bijna 1.700 meter hoogte. Ingrid Gratz zet me af met proviand voor een week en een glimlach: ‘Vanaf nu ben je op jezelf aangewezen. Je zult het wel overleven zo. Viel Spass!’
De oude houten deur piept open. De vloer kraakt onder mijn voetstappen en de verstreken tijd. Binnen word ik omarmd door meer dan drie eeuwen geschiedenis. In deze hut is gewerkt, gelachen en gehuild. Ik zet koffie, snij een boterham af en ga buiten in de zon zitten. Hoewel ik hier nooit eerder was, ben ik thuis.
Met mijn rug tegen de warme gevel kijk ik naar de bergwereld om me heen. Het groene gras van de alm, de rauwe rotswanden die rechts steil omhoog gaan, de verre bergtoppen erboven. Ik hoor een bergbeek en een waterval. Aan de hemel zweven twee roofvogels. Steenarenden of lammergieren.
De bergen van Tirol ontdekken. Het kan op veel manieren. Met de mountainbike, de kabelbaan, een gemoedelijke wandeling, pittige huttentocht, klimmend of in het spoor van een traditionele processie of ander volksfeest. Ik voel me bevoorrecht om een kleine week door te mogen brengen op de alm van de familie Gratz. Omringd door de bergen.
Geen haast. Alle tijd. Gewoon zijn. Ik lees een boek en wacht tot de laatste wandelaars aan de andere kant van de beek het hooggelegen Dorfertal uit zijn. Dwars door een spectaculaire kloof – de Dabaklamm – lopen zij terug naar het dorp Kals. Ik wandel de andere kant op, naar het bergmeer aan het einde van het dal. De eenzaamheid en de schoonheid van de leegte tegemoet.
Vroeger brachten de boeren uit Kals hun koeien ’s zomers naar de almen van het Dorfertal, nu gebeurt dat nog slechts op kleine schaal. Hannes Gratz, de man van Ingrid, herinnert zich nog de zomers op de alm. ‘Als kind ging ik naar mijn oma, die maandenlang op de alm bleef. Een eenvoudig, soms lastig, maar mooi bestaan.’
De almhut is al zolang hij zich kan herinneren in de familie. ‘Het oudste deel gaat zelfs terug naar het jaar 1673’, vertelt hij. ‘Dat is met koolstofdatering bepaald. Die hutten zijn meestal stukje bij beetje gegroeid. Het begon met een klein gebouwtje voor één of twee personen, dan kwam er een stal bij, een apart slaapvertrek…’
De familie Gratz heeft geen melkkoeien meer op de alm. Een aantal andere families nog wel, zoals ik later zal merken. De meeste boeren blijven niet meer de hele zomer boven. Het is tegenwoordig gemakkelijker om tussendoor naar Kals af te dalen.
“Als kind ging ik naar mijn oma, die maandenlang op de alm bleef. Een eenvoudig, soms lastig, maar mooi bestaan“
Terug bij de hut hak ik hout voor de kachel die ook als fornuis dienst doet. Op de een of andere wonderlijke manier voelt dat niet primitief, maar fijn eenvoudig. Het gebrek aan overbodige zaken geeft rust. Hout hakken om het warm te krijgen, het fornuis stoken om te kunnen koken, een boek lezen om me te vermaken.
Deze overzichtelijkheid gaat tijdens mijn dagen op de alm steeds meer als een luxe voelen. Mijn hoofd vraagt niet langer om prikkels en ik heb geen schuldgevoel als ik op het bankje voor de hut een middag niks doe. Wandeltochten naar hoge toppen? Leuk. Ik maak ze ook. Maar evengoed is het heerlijk om gewoon door de velden van het Dorfertal te dwalen. Door het hoge gras, langs andere hutten, kijken naar de bergen, de gletsjers, de voeten laten afkoelen in de bergbeek.
“In 1971 maakte ik hier als 14-jarige zelf kaas. De melk werd toen nog niet dagelijks naar het dal gebracht, dus moest je iets maken dat houdbaar was”
Op één van de middagen ontmoet ik boer Peter Tinkener die zijn koeien naar de stal aan het brengen is. Hij is de laatste van zijn familie die de zomers nog op de alm heeft doorgebracht, een beetje zoals Hannes Gratz vertelde. ‘In 1971 maakte ik hier als 14-jarige zelf kaas. De melk werd toen nog niet dagelijks naar het dal gebracht, dus moest je iets maken dat houdbaar was.’
Tegenwoordig komen de meeste boeren ’s ochtends omhoog om te melken en gaan dan weer terug. ‘Ik blijf nog wel eens een paar dagen boven’, aldus Peter. ‘Niet omdat het moet, maar omdat ik dat leuk vind. Zeker op mooie zomeravonden is het heerlijk om op de alm te zijn. Dan voelt het een beetje zoals vroeger.’
De avonden. Ze beginnen voor mij een prettige routine te worden. Thuiskomen, hout hakken voor de kachel en het fornuis, rustig wat koken, eten, afwassen, opruimen en met een glas wijn op tafel de tijd laten passeren. Soms loop ik even naar buiten om te kijken naar de sterrenhemel die door de duisternis op de alm prachtig is.
Wandelen met uitzicht
Met 24.000 kilometer gemarkeerde wandelpaden aan keuze geen gebrek. In Tirol kun je wandelen zoals jij dat wilt. Naar de mooiste toppen, van hut naar hut of gemoedelijk langs almen, hutten en herbergen om er van de culinaire bergwereld te proeven.
Het zijn heerlijke dagen. Niet eenzaam, want gedurende de week onmoet ik af en toe andere bergliefhebbers. Dagwandelaars op weg naar het Kalser Tauernhaus, twee alpinisten met enorme rugzakken, een handvol mountainbikers mét en zonder ondersteuning. Iedereen beleeft de berg op zijn eigen manier.
Ik beklim vandaag de Aderspitze, 2.990 meter hoog. Dat begint steil door het bos. Eenmaal boven de boomgrens heb ik uitzicht op de toppen aan de overkant van het dal met als blikvanger de Grossglockner, de hoogste berg van Oostenrijk (3.798 m). Aanvankelijk heeft de zon zich achter deze reus verborgen, maar nu glippen de eerste stralen langs de flanken.
Op weg naar de top van de Aderspitze vind ik mezelf terug in een prettig ritme. Stap voor stap. Hoe hoger ik kom, hoe meer de wereld krimpt tot het wandelpad en de anderhalve meter voor me. Ademhalen, cadans vasthouden, ademhalen. Aan niets anders meer denken. Tot je uiteindelijk boven staat en uitkijkt op het dak van Tirol met bergen als de Romariswandköpfe en Teufelskamp, allemaal boven 3.500 meter.
1.856 vierkante kilometer groot, 200 drieduizenders, 10.000 alpine dieren, 1.800 verschillende soorten bloemen en planten
Als het uitzicht een beetje is ingedaald loop ik verder. Mijn route voert naar het donkere water van de Schwarzsee, een kraakhelder bergmeer dat vol smeltwater staat. Er is niemand. Zoals ik op de hele klim niemand ben tegengekomen. Het meer ligt tussen hoge wanden met nog resten sneeuw en ijs. Ik zie geen wild, dat wordt morgen misschien anders als ik op pad ga met parkranger Maria Mattersberger. Nu eerst de lange afdaling en daarna een groot glas fris met een Tiroler Gröstl bij het Kalser Tauernhaus.
Vanaf mijn kleine plekje op het terras van het Tauernhaus uit 1931 voelen de bergen nog hoger, groter en imposanter dan ze al zijn. De cijfers van het National Park Hohe Tauern – waar het Dorfertal deel van uitmaakt – sluiten daar naadloos bij aan: 1.856 vierkante kilometer groot, 200 drieduizenders, 10.000 alpine dieren, 1.800 verschillende soorten bloemen en planten.
Als ik een dag later in het spoor van parkranger Maria door het nabije Ködnitztal loop, is het nog donker. Dat heeft een reden. Hoe vroeger we vertrekken, hoe beter. Tijdens de eerste uren van de dag is de kans het grootst dat we wild zien. Steenbokken, gemzen, adelaars, bergmarmotten. Het wandelpad verlicht door de heldere maan.
Tijdens onze gestage klim wordt het langzaam dag en zodra de eerste zonnestralen de hoogste toppen aanlichten zoekt Maria een plek om met haar spotting scope, een mega-verrekijker, de rotswanden af te speuren naar wild. Na een tijdje heeft ze succes. Een steenbok. Hij staat op de graad van de bergrug naar het dal te kijken. Met het blote oog is het dier nauwelijks te zien. ‘Geduld’, zegt Maria. ‘Misschien zitten er meer en komen ze met het licht wat verder omlaag.’
Zo gebeurt het precies. Vanuit de rotspartijen duiken twee jonge mannetjes op. Ze spelen met elkaar en oefenen voor de gevechten die ze straks moeten leveren om de baas van een kudde te worden. Voorzichtig proberen we dichterbij te komen. Maar ondanks de grote afstand krijgen ze ons al gauw in de gaten en lopen ze rustig terug naar boven.
Een steenbok. Hij staat op de graad van de bergrug naar het dal te kijken
We ontbijten bij de Stüdlhütte, een berghut die vooral wordt gebruikt door bergsporters op weg naar de Grossglockner. Ook ligt de hut aan de Adlerweg, met 420 kilometer het uitdagendste lange-afstandswandelpad van Tirol, dat er in totaal zes heeft. Het zijn ideale routes voor meerdaagse huttentochten. Aan routes is hier toch al geen gebrek met meer dan 24.000 kilometer gemarkeerde wandelpaden.
Tijdens de afdaling hebben we nog een keer geluk. Een gems deze keer. ‘Fantastisch’, zegt Maria, die behalve ranger ook jager is en het wild meer dan goed kent. ‘Het is heel lastig om dicht bij een gems te komen. Zodra hij gevaar voelt is hij weg. In een paar minuten beklimt hij rotswanden die ons een uur kosten om te bedwingen. Je bent echt kansloos.’
Terug naar de alm en het trage weldadige ritme. Morgen laat ik dit wereldje achter me en reis ik door om te gaan mountainbiken in Ost-Tirol. Nu wentel ik me nog een laatste avond in de eenvoud van mijn eeuwenoude almhut. Hout hakken, fornuis aansteken, koken, afwassen, opruimen, een glas wijn met een goed boek en vroeg naar bed.
Morgen wacht een nieuwe mooie dag.
Beleef de bergen van Tirol
Voel je thuis bij de Tirolers en hun bergen. Of je dat nu doet vanuit een fijn hotel of een afgelegen berghut, de kans is groot dat deze niet van een toeristische multinational is, maar van een plaatselijke familie. En zij vertellen je graag wat de mooie plekken zijn, waar het eten lekker is en hoe je de bergen kunt beleven. Te voet, op de fiets, vanuit een luie stoel in de zon. De keuze is aan jou.