Column
Wallonië: Ongepolijste schoonheid
“Iedereen denkt bij Wallonië altijd aan de Ardennen, maar het is groter, veelzijdiger én interessanter, als je tenminste van ongepolijste schoonheid houdt”
Als het om Franstalig België gaat, denken we meteen aan de Ardennen. Kanoën, mountainbiken, abdijbier, bronwater en genieten van een fantastische regionale keuken, zeker in het wildseizoen. Maar daarmee doen we Wallonië tekort. De regio is groter, veelzijdiger én interessanter als je, zoals ik, van ongepolijste schoonheid houdt.
Steden als Charleroi en Mons zijn geen allemansvriendjes. Je moet wat meer je best doen om ze te leren kennen. Een nieuwe generatie Carolo (inwoners Charleroi) en Monsois helpt daar graag bij. Ze schamen zich niet langer voor het industriële verleden maar omarmen de historie als onderdeel van hun identiteit. De mooie én de slechte kanten.
Met dank aan die positieve energie en frisse kijk groeien de steden uit tot eigenzinnige tegenhangers van de liefde-op-het-eerste-gezicht toeristentoppers. In een decor van soms pijnlijk verval is er vrij baan voor moderne architectuur en kunst. Beide van hoog internationaal niveau.
Ook op het platteland regeert de onversneden werkelijkheid. Het maakt de streek voor mij extra mooi. Dorpen zien er soms uit als vijftig jaar geleden met hun natuurstenen huizen en boerderijen als monumenten van eenvoud. En potdomme, wat kun je er ongecompliceerd lekker eten en drinken.
Niet afgeleid door ingewikkeld hip, zat ik in Lompret aan de escavèche met frites. Forel die naar eeuwenoud recept wordt ingelegd in een combinatie van onder meer natuurazijn en kruiden. Het werd zo’n zeldzame avond die helemaal klopte. De robuuste houten tafels, de volle borden, de grote flessen streekbier, het geroezemoes, de dampen die vanuit de keuken door het restaurant waaiden.
Het was groots genieten zonder pretenties. Hemels!