Op het ritme van de getijden
Zeilen op de Boreas
Touwen, zeilen en ankers. Eilanden, kokkels en piraten. Vuurtorens, gezelschapsspelen en zeehonden. Zonsondergangen en stormen. Dit is het verhaal van een reis aan boord van het historische zeilschip Boreas over onze eigen Waddenzee. Allemaal aan boord!
“Oude zeelieden droegen oorbellen om verschillende redenen, zowel symbolisch als bijgelovig,” vertelt Marco Barneveld me terwijl we door een zee van groene weiden rijden op weg naar de Boreas, een historisch zeilschip, waarmee we vijf dagen op de Waddenzee zullen varen. “Een van de geloofsovertuigingen was dat men dankzij de waarde van deze oorbellen – die vroeger van zilver of goud waren – zijn begrafenis kon betalen als zijn lichaam aan de kust werd gevonden in het geval hij op zee verdronk”, vertelt mijn metgezel terwijl ik gefascineerd kijk naar de rijen gigantische windturbines aan weerszijden van de weg.
HARLINGEN
We zijn in de haven van Harlingen waar het grootste deel van de historische vloot ligt afgemeerd. En stilligt door een voortrazende pandemie. “De beperkingen in capaciteit en gebruik van hutten maakt het ons zeilbedrijf nogal moeilijk,” vertelt Grietje, de stuurman, die ons aan boord ontvangt. De haven ademt een vreemde lege sfeer, zo zonder de gebruikelijke bedrijvigheid. De Boreas is een van de zeventig schepen die in deze haven liggen en rondvaarten in de Waddenzee maken. Het is gebouwd in 1897, en heeft nog steeds sporen van kogels uit de tweede wereldoorlog in de hoofdmast.
In de kombuis vertellen Grietje en haar man Henk, de kapitein van het schip, ons over het reilen en zeilen aan boord: “Als het hard waait, hebben we zeker je hulp nodig dus luister goed,” zegt Henk. Na de leerzame briefing gaan de trossen los. Eerstvolgende haven? Texel. “Het Wad is een bijzondere zee,” vertelt Henk me. “Niet alleen de wind zal onze vaartijden bepalen, maar ook het ritme van de getijden.
“Zeilen is zeilen”, antwoordt Henk met Friese nuchterheid, onder het motto: Domme vragen bestaan wel…
ZEILEN IS ZEILEN
De Waddenzee is ongeveer vierhonderdvijftig kilometer lang en tussen de vijf en dertig kilometer breed en heeft een oppervlakte van ongeveer 10.000 km². De Wadden zijn erg ondiep, en de afwateringskanalen die het water afvoeren, zorgen voor sterke stromingen. De kenmerken van de zee hebben de bouw van de schepen die er varen bepaald, met zeer lage en vlakke bodems die het mogelijk maken om bij eb in het zand voor anker te gaan. En de kiel? Wel, natuurlijk heeft het kielen, maar die heten zwaarden en bevinden zich aan bakboord- en stuurboordzijde en kunnen naar behoefte worden gezakt of opgetrokken. Wat voor invloed heeft dat op het zeilen, vraag ik Henk terwijl hij de fok hijst. “Zeilen is zeilen”, antwoordt hij met Friese nuchterheid.
Grote rode en groene boeien markeren de vaarroute. De zee is kalm. In de verte zijn de eilanden te zien, en palen die mosselkwekerijen markeren. Het staren naar de oneindige horizon ontspant me, en ik maak van de gelegenheid gebruik om met Henk te praten. “Mijn vader was kapitein op deze zee,” vertelt hij me terwijl hij mijn metgezellen de weg wijst. “Hij stelde voor dat ik bouwkunde zou gaan studeren voor het geval ik niet van zeilen zou houden. Dat was niet het geval. Hahaha.”
In zijn stilte lijkt het op een doek met wisselende lichtdiepten en wolkenlijnen, het lichtspel schenkt ons de illusie van schepen die lijken te zweven
Een zee van cumulonimbuswolken, met gordijnen van regen in de verte, beitelen de horizon.
We varen in een rustig tempo van vijf knopen. In zijn stilte lijkt het op een doek met wisselende lichtdiepten en wolkenlijnen, het lichtspel schenkt ons de illusie van schepen die lijken te zweven. Dan is er complete windstilte. Gelukkig is er op zee nooit gebrek aan verhalen. “Er ligt een enorme goudschat verborgen in deze diepten,” vertelt Henk ons. “Een Engels oorlogsfregat, de Lutine, is in 1799 tijdens een storm in deze wateren vergaan. Het schip vervoerde een grote lading goud van Engeland naar Hamburg, en ondanks talloze pogingen om het sindsdien terug te vinden, is dat nog niemand gelukt. Het ligt te wachten onder het zand.”
Het eiland Terschelling staat bekend als de parel in de kroon van Friesland. De perfecte plek om droog te vallen. Wat een belevenis om van gedragen te worden door het deinende water stil te liggen op de bodem. We verlaten het schip en waden door het laatste laagje terugtrekkende zee. Kniediep water, met krabben die langs onze voeten zwerven. Laag water onthult een kilometerslange strook nat zand, een ware wirwar van weekdieren en schaaldieren.
Een vreemde hut op het Wad trekt mijn aandacht. De drijvers onder het huisje zorgen ervoor dat hij bij eb op het zand rust en bij vloed op het water. Ik loop er naartoe en wenk een man met een grote verrekijker in zijn hand. Zijn naam is Bob Loos en hij komt van Texel. “Mijn vrouw en ik zijn hier een week vogels aan het tellen voor het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee,” zegt hij terwijl hij me uitnodigt om de kamer te bekijken: een kleine, gezellige woonkamer, een keuken en een bescheiden badkamer. Het uitzicht is prachtig. “Dat is het mooiste van dit werk, hoewel stormachtige dagen niet zo leuk zijn, of comfortabel…” Volgens Bob zijn er op het moment dat ik door zijn telescoop kijk zo’n vijftigduizend vogels op het eiland. “Uiteraard tellen we ze niet één voor één”. Je hoeft trouwens geen bioloog te zijn om hier te verblijven, iedereen kan de hut voor twee weken boeken in ruil, uiteraard, voor het doen van het werk. Ik fantaseer erover als ik terugloop naar de Boreas, en verwonder me over de veranderende vormen van de wolken die in het natte zand worden weerspiegeld. Ik graaf door het zand en heb geen moeite om een kolonie kokkels te vinden. In een mum van tijd heb ik een kilo te pakken voor het avondeten.
Dan wandelen we over de bodem van de zee richting West, de ‘hoofdstad’ van Terschelling.
Onderweg op het eiland passeren we de imposante Brandaris uit 1594, de oudste vuurtoren van Nederland met een hoogte van vijfenvijftig meter. D’r moet natuurlijk een visje in en vis moet ook zwemmen. Geen straf. Wanneer het weer hoogwater is, ligt de Boreas afgemeerd in de haven van West op ons te wachten
Henk en Grietje zijn heersers over deze microwereld van touwen en ankers, knopen en zeilen
VERRAAD
Onze kapitein heeft aan veel zeilwedstrijden meegedaan en zelfs een aantal beroemde races gewonnen, maar zonder wind kun je weinig. Henk is wat knorrig. Voor hem is het gebruik van motor bijna verraad. Maar Henk en Grietje zijn heersers over deze microwereld van touwen en ankers, knopen en zeilen. Meesters van de zee met bakken vol ervaring om elk sprankje wind optimaal te benutten.
De Waddenzee is beroemd om zijn rijke flora en fauna. Honderdduizenden vogels gebruiken het gebied als tussenstop op hun trektocht of als overwinteringsgebied en is het een belangrijk broedgebied voor zeehonden.
Een veelkleurige zonsondergang paradeert boven de horizon die vol is van in formatie bewegende vogels. “Een teken van de naderende storm,” weet Henk. Maar voor nu is de zee nog kalm.
RUITERS OP DE STORM
“Regel nummer één: niemand valt in het water,” roept Grietje ons toe, terwijl ze het tuig aan het voorbereiden is voor de storm. “Regel nummer twee: niemand gaat het water in. Het gaat een ruige dag worden!” Wat een verschil met de rust van het water gisteren en vandaag. De zee is ziedend. Het water kolkt, de zeilen klappen. Ze hebben er zin in. Henk is in zijn element.
We zetten zeil en ik merk dat de uitdrukking van de kapitein is veranderd. Hij is meer geconcentreerd, meer gespannen. Maar ook vrolijker. “De wind blaast met meer dan 30 knopen, sommige zeilen kunnen het zwaar te verduren krijgen,” zegt hij terwijl hij het grootste zeil hijst voordat hij met behulp van een lijn het roer overneemt. De golven slaan tegen de boegromp, en in de regen zijn we in een paar seconden van boven tot onder doorweekt.
De andere schepen lijken te zijn verdwenen. Er is alleen wind, golven en een diepgrijs dat het landschap vult waar je ook kijkt
De andere schepen lijken te zijn verdwenen. Er is alleen wind, golven en een diepgrijs dat het landschap vult waar je ook kijkt. Grietje schreeuwt bevelen naar ons. Ik heb het gevoel dat ik altijd in de weg zit, net op de verkeerde plaats telkens als er iets gebeurt. Het leven aan boord wordt ingewikkelder. Er is geen ruimte meer voor gezelschapsspelen of de rustige gesprekken van eerder. Zelfs lezen is niet aangenaam met het geluid van de kielen die onophoudelijk op de scheepsromp slaan. Buiten staan, nat worden en meehelpen zo goed en zo kwaad is de enige mogelijkheid. Maar de sfeer is top. Wat een avontuur! “Ik hou van deze groep, jullie piepen tenminste niet,” lacht Henk.
Eenmaal terug aan wal in Harlingen maken we van de gelegenheid gebruik om een paar heerlijke gerookte palingen op te peuzelen. “Wat een dag,” verzucht Henk voldaan. “Het is werken, keihard werken. Maar wat hou ik van dat spel met de zee.” Hij is niet de enige.
Zeil mee op de Waddenzee!
Meezeilen?
Van de sloophamer gered door een handjevol liefhebbers is de Bruine Vloot – ooit bedoeld voor vracht – uitgegroeid tot een armada van zo’n 500 historische charterschepen. Voor elke doelgroep een schip. Er zijn magistrale driemasters en museale bolkopjes. En er is de Boreas. Een tjalk met aan boord opvallend veel luxe, zoals eigen slaapcabines, verschillende douches en een keuken met alles erop en eraan. Wil je ook meevaren?
I